Deel 34 in de reeks Amsterdamse Cahiers is gewijd aan de bijbelboeken Ezra en Nehemia. De Joden die terugkeerden uit de Babylonische ballingschap toonden een opmerkelijke veerkracht. Het ging niet zonder slag of stoot, maar ze slaagden er in de stad en de tempel en zo hun nationale en religieuze identiteit weer op te bouwen. De boeken Ezra en Nehemia en de verhalen over de personen waaraan die boeken hun naam ontlenen getuigen er van. Ze maken veel duidelijk over de kernwaarden van het Jodendom dat met name in Ezra zijn ‘founding father’ vindt. Ze hebben ook veel raakvlakken met actuele situaties. Ze gaan over een gemeenschap die na een grote crisis een nieuw begin moet/kan maken en daarbij op zoek is naar haar identiteit, grenzen en fundament. Dat is herkenbaar, maar het roept ook kritische vragen op. Het groepsgevoel wordt versterkt als je een gezamenlijke vijand kunt aanwijzen. Daar gaan mensen soms al te ver in. Je kunt het verhaal over de oorsprong van jouw gemeenschap ook mooier maken dan het in werkelijkheid was. Dit alles – het mooie en het moeilijke – komt aan bod in dit veelzijdige nummer van de Amsterdamse Cahiers.
Deze bundel bevat bijdragen van Bob Becking, Panc Beentjes, Margreet Steiner, Joep Dubbink, Nico Riemersma, Eep Talstra, Geert Lorein, Willien van Wieringen, Adri van der Wal, Christiane Karrer, Klaas Smelik en Leo Mock.